Op deze website wordt u het overzicht - meer dan - ‘100 jaar Orthopedagogiek’ gepresenteerd.

Deze website is eigendom van het Hermen J, Jacobsfonds
Het Hermen J. Jacobsfonds ondersteunt onder andere projecten op het terrein van het speciaal onderwijs. Hermen J. Jacobs was 30 jaar eindredacteur van het toonaangevende tijdschrift voor het buitengewoon onderwijs en publiceerde tientallen artikelen. Deze en vele andere artikelen kunnen via deze site geraadpleegd worden. Indien u toegang wilt hebben tot de artikelen, kunt u een verzoek sturen aan het secretariaat van het Hermen J. Jacobsfonds via secretariaathjjacobsfonds@gmail.com.

U treft hiernaast als eerste het onderdeel
'<< 1909' aan. U komt via deze 'knop' bij
de gebeurtenissen voorafgaand aan 1909, het oprichtingsjaar van - de voorlopers van - het Tijdschrift voor Orthopedagogiek.
Daar kunt u via de 'knop' '>>1909' naar de huidige pagina terugkeren.
Hiernaast wordt het overzicht van 1909 tot en met het huidige jaar weergegeven.

Binnen dit jaaroverzicht wordt een 5-tal categorieën weergegeven, te weten:
 

  •  
    Wetten en regelingen
  •  
    Gebeurtenissen
  •  
    Ontwikkelingen in het veld
  •  
    Artikelen
  •  
    Ontstaansgeschiedenis

    Zie voor verdere informatie:
    Colofon - Disclaimer - Over (rechts - onder)

100 Jaar - 1806

  • De Nederlandse onderwijswet, ook wel schoolwet.
    Artikel één: De regeering van Holland is monarchaal, gewijzigd en geregeld door consitutie.
    De kroon van Holland behoort aan Lodewijk Napoleon en zijne wettige, mannelijke afstammelingen bij recht van eerstgeboorte.

    Wettekst
    LINK
    Download
     
  • Doel van het onderwijs: ‘opvoeding tot alle maatschappelijke en christelijke deugden’.
  • Het onderwijs krijgt tot taak de volkstaal, het Nederlands, te bevorderen en het gebruik van dialecten terug te dringen. Bij de invoering van Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) wordt gebruik gemaakt van de officiële spelling van Siegenbeek uit 1804. Ook het doorvoeren van het decimale stelsel behoort tot de doelen.
  • Onderscheid tussen openbaar (regel) en bijzonder onderwijs (uitzondering): openbare scholen werden ingericht en gedeeltelijk bekostigd door de  lokale overheid, bijzonder onderwijs ging uit van private rechtspersonen. Er werd onderscheid gemaakt tussen bijzonder onderwijs eerste klasse – in stand gehouden door verenigingen en corporaties - en de tweede klasse – zelfstandige onderwijzers die hun geld verdienden door de schoolgelden -.
    Kerkelijk gebonden scholen waren niet toegestaan.
  • Leraren werden verplicht vanaf 1806 klassikaal les te gaan geven, waarbij de leerlingen gegroepeerd in drie ‘klassen’, per groep instructie kregen van de leerkracht. De oude manier van lesgeven (het zogenaamde hoofdelijk onderwijs waarbij individueel werd lesgegeven) werd verboden.
    Klassikaal onderwijs: illustratie afkomstig uit 'J.F.L. Müller, Nommerkransje: een geschenk voor kinderen, die gaarne willen leeren tellen' - 1838 -.
  • Deze nieuwe vorm van onderwijs stelde nieuwe eisen aan de gebouwen en de inrichting van de klaslokalen – niet te diepe, langwerpige lokalen, waar voor elke zitplaats voldoende licht naar binnen valt -. Er werden ook voorschriften uitgevaardigd ter bescherming van de gezondheid van de leerlingen: de lokalen dienden behoorlijk schoon te zijn, groot genoeg, goed doorlucht en te beschikken over ‘geëvenredigde tafels’, voorzien van ‘bankjes of latten’ waar de voeten van de leerlingen op konden rusten. Van ouders werd verwacht dat zij hun kinderen schoon en gewassen naar school lieten gaan. Onderwijzers dienden hier op toe te zien: ‘dragende tevens de meeste zorg voor de gezondheid der scholieren’.
    Gemeente Amsterdam _ Bureau Monumenten & Archeologie
    Schoolvoorbeelden - Jouke van der Werf
    LINK
     
  • Vanaf 1806 moesten onderwijzers bevoegd zijn tot onderwijzen: zij moesten in het bezit zijn van een zogenaamde Akte van Toelating. Daarvoor moesten zij examens afleggen in een van de vier onderwijzersrangen. In de eerste helft van de negentiende eeuw bestonden er nauwelijks formele opleidingen voor aanstaande onderwijzers en de meeste onderwijzers werden opgeleid in een meester-gezelverhouding door de hoofdmeester. Door deze wijze van opleiden was een groot deel van de beroepsgroep onderwijzers betrokken bij de opleiding van onderwijzers. Formeel had de beroepsgroep onderwijzers niet het volledige monopolie voor het opleiden van de nieuwe generatie onderwijzers, omdat aankomende onderwijzers zich zelfstandig of met de hulp van wie dan ook op het examen voor konden bereiden. In de praktijk bereidden aankomende onderwijzers zich voor op het examen van een bepaalde rang door een combinatie van zelfstudie, onderwijs door de hoofdmeester op de school waar ze assistent of ondermeester waren, door het bezoeken van onderwijzersgezelschappen of, maar dat deed slechts een klein deel van de aankomende onderwijzers, door het voor en na schooltijd volgen van onderwijs op leerscholen (goede lagere scholen waar meerdere leerlingen tot onderwijzer werden opgeleid) en kweekscholen.
    De eerste Kweekschool met internaat  was in 1801 opgericht.
  • Landelijke schoolopzieners – veelal predikanten, bij uitzondering een arts - hielden toezicht of de nieuwe schoolregels werden nageleefd en drongen aan op verbetering van lokalen. (De lokalen werden omschreven als: ‘varkenskotten’, ‘schaapshokken’ en ‘zwijnenruimten’.) De schoolopzieners bezaten geen dwingende maar een adviserende functie.
    De schoolopziener

    De schoolopziener Marten Martens - Sijbrand Martens
    LESSEN periodiek van het Onderwijsmuseum 2006 nummer 4
    LINK
     
  • Ouders werden verplicht schoolgeld te betalen.
  • In 1805: overstroming.
  • Willem V sterft te Brunswijk.
  • Aan Den Haag worden door het Franse bewind stadsrechten verleend.